Henk de Haan.LogoDS (Large)

Aan de Schoterlandse Compagnonsvaart, de H. de Vosweg nummer 74 in Jubbega, staat een witte woonboerderij. Het huis staat even ten oosten van Gorredijksterweg, recht tegenover de Tjoele. Dit is de vroegere verbinding tussen de Coöperatieve Graanmalerij (nu Welkoop) en de Gorredijkster vaarwegen. Het huis is gebouwd in 1795 en kwam in de plaats van een kleinere woning die er in 1718 al stond.H de Vosweg 2
De nieuwe woning werd gebouwd door Pieter Elderts, de stamvader van de Koopmansfamilie. Hij was geboren in 1758 en getrouwd met Trijntje Jacobs geboren in 1762. Pieter lijkt boer te zijn geweest, maar ook imker en koopman. In die tijd groeide de bevolking van de Compagnie langs vaarten en wijken aanzienlijk. In 1749 wonen er 44 gezinnen. In 1796 zijn dat er al bijna 120. Het is duidelijk dat zulke bevolkingscentra ook behoefte hadden aan diverse beroepen: koopman, schoenmaker, scharenslijper, roskammer en stoelwinder. Soms zijn deze beroepen nog als familienamen terug te vinden in het dorp.
Een ander belangrijk argument voor het bouwen van het bedrijf op de genoemde plaats, was de verbinding van Jubbega- Schurega ten zuiden van de vaart met het eveneens snel groeiende Gorredijk. Dit was hard op weg een handel – en overslagplaats te worden voor diverse producten zoals boekweit en turf. Die nieuwe verbinding was de zogenaamde “Nieuwe weg” die later in het Heerenveense gedeelte de naam Gorredijksterweg kreeg. In die weg waren twee bruggen opgenomen: Eén in Kortezwaag (nu Gorredijk) over de Dwarsvaart en nu dus ook eentje over de Schoterlandse Compagnonsvaart. Deze laatste brug werd in de beginjaren de Hoge Brug genoemd. Het zal misschien een brug zijn geweest met een hoge opbouw zodat hij kon worden “gewipt”. Bij deze brug werd tol geheven. Ook voor Pieter Elderts zal de nieuwe verbinding met Gorredijk die in 1758 gereed kwam, van belang zijn geweest en misschien mede de reden om zijn boerderij en bedrijfsruimten dicht in die buurt te bouwen. Zijn zoon, Pieter Jacobs, dreef een bloeiende handel, vanuit de boerderij en winkel. Deze zoon maakte aantekeningen als een soort van boekhouding van zijn handel en wandel. Daardoor weten we iets van de omvang van het bedrijf. Het betrof een boerderij met gemengd bedrijf, een winkel waar producten van de boerderij, bakkerswaren, manufacturen werden verkocht. Verder was er een “tapperij” en een grote imkerij. In 1825 is een zekere Koopmans onderwijzer aan de winterschool van Schurega. Dit zou Jacob kunnen zijn, maar dat is niet zeker. Toen de winterschool in 1836 plaats moest maken voor het reguliere lager onderwijs, heeft hij mogelijk de koopmansactiviteiten van zijn vader overgenomen. Die was namelijk in februari van dat jaar overleden. Jacobs oudere broer, Eldert Pieters, werkte ook mee in het familiebedrijf. Het lijkt erop dat Eldert de boerderij voor zijn rekening nam, terwijl Jacob voor de handel verantwoordelijk was. De zaken zijn echter nauw verweven: Eldert betrekt zijn winkelwaren bij Jacob en Jacob koopt de door broer Eldert gemaakte turf.
Jacob betrekt zijn goederen van verschillende andere middenstanders en bedrijven. Zijn bakkerswaren waren vaak afkomstig van een bakker uit Gorredijk. Het ging daarbij vooral om “bakken” (beschuiten) en roggebrood. Van de in Gorredijk woonachtige kuiper Stavenisse betrok hij de vaten voor de honing die hij o.a. weer leverde aan bakkers.
Honing was een belangrijk product van de beide broers. Toen Eldert Pieters in 1812 als loteling het Franse leger in moest, betaalde zijn vader duizend gulden voor een remplaçant. Deze maakte de tocht naar Moskou en sneuvelde op de terugweg. Maar de duizend gulden was dezelfde zomer al terugverdiend met de honing- en meel handel.
Uit aantekeningen in Jacob’s opschrijfboekje blijkt dat de bijenkorven door Eldert naar hun standplaats werden gebracht. Dat waren in de voorzomer de koolzaadgebieden in Noordwest- Friesland. Eldert bracht in 1839 honderd twee en twintig korven naar Schingen, dicht bij Berlikum. In vier dagen werden de korven op hun plek gebracht en geplaatst en daarna vertrok Eldert weer naar de Compagnie van Schurega. Na ongeveer 3 à 4 weken werden de korven weer teruggehaald. Later in het seizoen plaatsten de broers ook korven op de heidevelden dichter bij huis. De honing werd o.a. per “vandel” verkocht en de bijenwas per “boom”.
Het lijkt niet erg logisch dat men zolang reisde en onkosten maakte door de korven zover weg te brengen. Koolzaadhoning was echter behoorlijk duurder dan heidehoning. De opbrengst woog ruimschoots op tegen afstand en extra kosten.
In 1811 moeten alle Nederlanders een familienaam aannemen. We zien dan dat Pieter Elderts voor zichzelf en voor zijn drie kinderen, Eldert, Jacob en Swaantje zijn beroep als familienaam kiest: Koopmans.
Tegenwoordig vinden we diverse families Koopmans in Jubbega en Hoornsterzwaag. Een groot aantal daarvan zullen nakomelingen zijn van Pieter Elderts en zijn beide zoons.
Het pand aan de Schoterlandse Compagnonsvaart is in de loop van de achter ons liggende 215 jaar regelmatig verbouwd en aangepast aan de wensen en behoeften van de inwoners. Niet alles is daarover bekend. Wel weten we dat er in 1920 een soort van herbouw heeft plaats gevonden en dat het in de jaren 1970 – 1990 opnieuw is gerenoveerd.

Bronnen:
– De Kompenije vroeger. Jacob Pytters, eerste koopman van allure.
Hans de Jong. De Woudklank 15 april 1982.
– Monumenta Frisica. Repertorium van familienamen in Schoterland.
Fryske Akademy 590. Leeuwarden 1980.
– Schoolmeesters in Friesland.
Hartman Sannes/Peter van der Meer. Internet Tresoar 2009.
– Oud Archyf Gemeente Heerenveen.
– Mondelinge informatie van G . van der Schoot, Jubbega.