Henk de HaanLogoDS (Large)

 

Van Jubbega naar Yorkton/Winnipeg.
Het huis aan de Gorredijksterweg 84 in Jubbega is een leuke woning waarin nog vaag de contouren van een kleine boerderij te herkennen zijn. Tegenwoordig is het de woning van een hobbyboer.H de Vosweg
Omstreeks 1890 woonde er in dit huis een familie de Vries.
In die tijd was de economische en sociale situatie in Jubbega en omstreken en met name in de Compagnie niet rooskleurig:
– er was sprake van een crisistoestand in het gehele noorden. Dit leidde uiteraard tot een daling van de behoefte aan arbeidskrachten;
– daarnaast was er ook in de vervening sprake van een ernstige teruggang. Enerzijds omdat het veen in deze omgeving opraakte, anderzijds omdat de behoefte aan turf als brandstof terugliep. Steenkool nam hoe langer hoe meer de plaats in van turf. Dit had ook zijn invloed op de behoefte aan werklieden als turfstekers, kruiers en gravers van afwateringswijken en kanalen.
Door deze problematiek werden veel arbeiders gedwongen elders werk te zoeken. Veel Jubbegaasters vertrokken naar o.a. De Peel, Twente, Zuid-Limburg en Engeland. Anderen gingen als landverhuizers naar Amerika en Canada. Onder de emigranten naar Canada waren verschillende leden van de hiervoor genoemde familie de Vries. Een van hen, Klaas, heeft uitvoerig verslag gedaan van zijn reis samen met zijn broer Reindert naar Yorkton/Winnipeg. Dit verslag verscheen in een Engelstalige versie onder de titel “Leaving Home Forever”. Het navolgende relaas is in grote lijnen een samenvatting van de inhoud
Enkele huizen bij de familie de Vries vandaan woonde rond 1890 in Jubbega, de evangelist Johannes Gutteling. Deze was op de hoogte van de mogelijkheden tot emigratie en hij kende enkele vooraanstaande Nederlandse emigranten in Canada. Mede door zijn invloed melden de broers Klaas en Reindert de Vries zich voor emigratie.

Op 10 mei 1892 vertrokken de mannen per tram van Gorredijk naar Heerenveen en vandaar reisden ze met de trein naar Amsterdam. Daar begon op 14 mei de lange reis over de oceaan met het stoomschip “Didam”. Het grote schip voer statig door het Noordzeekanaal. Bij IJmuiden verliet de loodsboot het schip en voer de “Didam”op volle kracht verder. Nederland verdween geleidelijk achter de horizon.
Er waren zo’n vierhonderd passagiers: Russen, Oosteuropese Joden, Polen, Hongaren, Oostenrijkers, Duitsers, wat Engelsen, een Italiaanse familie en een dertigtal Nederlanders.
Al op zee bleek dat de verschillende talen een ernstige handicap waren in de onderlinge communicatie. Alleen met de Duitsers was wat mondeling contact mogelijk.
De reis begon met mooi weer, maar al snel volgde een periode met afwisselend harde wind en storm, mooi weer en dikke mist.
Over de bedden waren de broers niet erg te spreken. Ze waren erg smal en gevuld met harde schaafselkrullen. Elk kreeg één deken net niet groot genoeg om het lichaam mee te bedekken. Het was wel allemaal nieuw want aan het einde van elke reis werd alles overboord gesmeten. Drie keer daags werd er gegeten: ’s morgens om 7.00 uur witbrood met boter en zo nu en dan een klein stukje kaas of zoute haring en koffie. ‘s Avonds om 6.00 uur kregen ze nog een keer zo’n maaltijd. Het middageten bestond veelal uit soep, vlees en aardappelen in de schil gekookt. Op dinsdag was er zuurkool en op vrijdag gezouten vis. De aardappelen werden steeds zonder vet gegeten. De spruiten zaten er nog aan als ze opgediend werden. Wie dit leest, zal denken dat het eten niet zo slecht was, maar de porties van alles waren veel te klein voor een gezond mens.
Op zaterdag achtentwintig mei kwam het schip aan in de haven van New York. De blik werd in eerste instantie getrokken door het Vrijheidsbeeld dat trots oprees voor de kust. Dan de mooie en druk bevaren haven met langs de kant fraaie huizen en hoge wolkenkrabbers. Op de achtergrond de hoge bergen. Bovendien was er een prachtig gebouwde en heel lange brug over de rivier. Het was een schitterend gezicht.
Al gauw kwam er een arts aan boord die de passagiers zorgvuldig onderzocht. Als alles in orde bleek, werden de landverhuizers in kleine boten naar een groot gebouw gebracht:”Castle Garden”. Na enkele uren konden de mannen daarna met de trein bestemming Canada vertrekken. De twee broers waren de enigen die naar Yorkton/Winnipeg afreisden. Treinemployees zorgden dat ze in de goede trein kwamen. De treinen reden hier veel sneller dan in Nederland. Ze reden de hele nacht door. Pas om 5.00 uur ’s morgens stopte de trein in een stad waar ze moesten uitstappen en naar een ander station werden gebracht. Daar hoorden ze dat er voorlopig geen trein naar Winipeg zou vertrekken. Pas om 5.30 uur de volgende morgen vertrok hun trein weer. Omdat het nu dag was konden ze genieten van de mooie natuur, de bergen, dalen, de rivieren en de meren die ze passeerden. Daarna arriveerden ze in Brockville waar ze met een boot naar een station werden gebracht om op de Canadese trein te kunnen overstappen. In Ottawa was er opnieuw een tussenstop die de beide mannen gelegenheid gaf om de stad te bekijken. Daarna ging het weer verder naar Winnipeg. Dat was een lange reis. Maar de grote verrassing kwam aan het einde: Hun kaartje bracht hen naar Winnipeg, maar ze waren daarmee nog niet op hun bestemming. Yorkton lag nog op grote afstand. En de twee mannen hadden nog maar $1,00 dollar over van hun geld. Ze liepen wat verloren op het station rond en werden daardoor opgemerkt door een emigratiebeambte. Van hem ontvingen beiden toen een ticket naar Yorkton. Om middernacht kwamen ze in Yorkton aan waar ze konden overnachten in het emigrantenhuis. De taal bleek tot dusverre steeds een belemmering te zijn in de communicatie. Ze zouden noodzakelijk Engels moeten leren.
Tot hun verbazing hoorden ze dat de heer Insinger, hun toekomstige werkgever, nog zo’n vijfentwintig tot dertig kilometer buiten Yorkton woonde. Er bleef niets anders over dan te gaan lopen, ook al kenden ze de weg niet. Ze moesten zich een weg banen over de prairie, want verharde wegen waren er niet en zeker geen richtingaanwijzers. Gelukkig ontmoeten ze een Rus die een beetje Duits sprak en die hen op weg kon helpen. Na enige tijd ontmoeten ze een man die ze kenden uit Nederland en die hen mede had geholpen bij hun kontakten met de emigratie instanties. Deze persoon nam hen mee naar zijn woning waar ze hartelijk werden ontvangen. Hij stuurde ook een bericht naar de heer Insinger die hen daana met paard en wagen liet halen.
De maandag daarna konden ze direct aan de slag op de boerderij van Insinger. De werkdagen in Canada waren minder lang als in Nederland. Ze begonnen tussen 6 en 7.00 uur ’s morgens. Om 12.00 uur volgde een pauze van een uur en om 7.00 uur werd de dagtaak beëindigd. Het voedsel was uitstekend: drie keer daags vlees waarbij veel melk werd gedronken. Als regel was er thee bij de maaltijd. Koffie werd weinig gedronken. Het brood was erg goed Bij het brood werd bacon opgediend. Het loon bleek veel hoger dan in Nederland en ze hadden het vooruitzicht dat het nog beter zou worden. Na ca drie weken ging één van de twee mannen werken op de farm van een Engelse boer, met zo’n vijftig stuks vee en tien paarden. Voor het leren van de Engelse taal bleek het beter voor de broers om uit elkaar te gaan.

Tot zover het verhaal van de twee broers Klaas en Reindert de Vries. Later zou Klaas nog een brief schrijven over zijn leven in Canada en het ontstaan en de ontwikkeling van de kerkelijke gemeenschap waartoe ze behoorden. Die brief komt hier niet aan de orde.

Bronnen:
– Leaving Home Forever, Klaas en Reindert de Vries.
Uit het Nederlands vertaald door H. Ruger.
Electa Press, 1995 Windsor, Ontario, Canada.
– Mondelinge informatie van J. Th. Krijff, Aerdenhout.